74. ‘Mag ik er ook één voor mijn broer?”

Het is net grote vakantie en er komen twee moeders de winkel binnen met 3 kleine kinderen, twee meisjes  en een vriendje. Dan is het voor mij even opletten en meedoen. De moeders moeten rustig kunnen kijken en de kinderen moeten zich gedragen. Omdat de moeders direct al beginnen met ‘nergens aankomen’ en ‘kijken doe je met je ogen’ weet ik wat me te doen staat. “Jullie gedragen je heel goed toch? Jullie moeders hoeven zich nergens druk om te maken’.  Als ik dan contact heb, moet ik handelen. Ik heb beestjes van porselein in een mandje. Eerst mogen ze ze tellen en dan sorteren; de eekhoorns bij de eekhoors, de apen bij de apen enz. Als dat gaat vervelen, kom ik met de Matroeska’s, de Russische poppen waar steeds een kleiner poppetje uit komt. Mijn opdracht is dan ‘zoek de baby”. Als de baby gevonden is moet de Matroeska weer in elkaar. Daarna heb ik nog de tuin en dan de schuur.

Omdat het zulke schatjes zijn, mogen ze alle drie een beestje uitzoeken. ‘Wat liéf van die mevrouw!’ roepen de moeders in koor. En zo is het, ik ben lief. Maar vriendje is nog liever, want hij vraagt ‘mag ik er ook één voor mijn broer?’ En ja, natuurlijk mag dat. Want wie is er zo lief voor zijn broer?