Als we ’s avonds 2 dagen voor oud en nieuw op het Franse platte land net met een kop koffie gaan zitten, krijg ik ineens een alarmerend telefoontje. Het is de bovenbuurman van de winkel. “Hallo Hannie, iemand heeft net je winkelruit ingeslagen. Er zit een héél groot gat in”. Hij gaat verder: ‘ik sta erbij zodat er niet ingebroken wordt, wat moet ik doen? “. ‘Richard wacht’ zeg ik ‘ik bel Said of hij meteen kan komen om het gat dicht te maken, ik bel je zo terug”. Ik vrees dat Said zojuist naar Schiphol is vertrokken om zijn familie op te halen. Als ik hem bel, blijkt hij gelukkig thuis te zijn. De familie komt met de trein. Als ik hem snel de situatie uitleg, is hij al onderweg. Ondertussen bel ik de fietsenmaker van de overkant, hij heeft van omstanders gehoord dat een groepje jonge mannen langsliepen en dat één van hen enorme vuistslag op de ruit heeft gegeven en dat de ruit het begaf. Onze rust op het platte land is gedaan. Na vanuit Frankrijk nog een uur als zenuwcentrum gediend te hebben, is het gat gedicht door Said en zijn schoonzus, is Richard weer naar boven en is de koffie koud.