“Han, we gaan naar de Veiling in Antwerpen” zegt An, “ze geven daar niet om Delfstblauw, dus dat is voor ons”. Als Guus ( mijn zoon) lucht krijgt van ons tripje zet hij alles op alles om mee te gaan.
Nee, NIET voor de veiling, NIET voor Anne en NIET voor mij, maar om de nieuwe auto te kunnen rijden.
Ok, prima. Ik heb graag een chauffeur. Op de veiling is An verreweg de jongste (21 jaar), daarna Guus (23 jaar), dan een hele tijd niets, dan ik (61 jaar) en daarna de rest, vooral mannen van boven de 70. Wij zitten op de voorste rij en Guus gaat de stad in. Er komt van alles voorbij; schilderijen met naakten, abstract werk, marmeren beelden, ming vazen en nog veel meer. Twee keer bieden we op iets, maar de prijs gaat snel omhoog. We zien het als een eerste oefening. Als we de hele middag hebben gezeten van velinglot nr. 1 t/m nr. 380 hebben we een stijve nek, dorst en trek. We nemen bij een ‘Frietkot’ een zak patat om vervolgens door onze chauffeur weer naar huis gebracht te worden.